[juni 23] Wat een bijzondere ontmoeting!
Onlangs ontmoette ik mijn opa. Een opa die ik niet kende en waarover naar mijn weten ook nooit gesproken werd. Mijn stiefopa was gewoon mijn opa. Maar een paar weekjes geleden mocht ik dus met mijn biologische opa kennis maken. Niet lijfelijk want hij is op 23 maart 1945 gestorven.
Toen mijn opa zijn zoon, mijn vader, bijna 5 jaar oud was is hij gestorven. Mijn opa was timmerman. Zo lees ik na de sessie bij Myrna in het Haags archief. Hij was 33 jaar toen hij overleed. Vijf jaar ouder dan mijn oudste dochter. Dus nog heel jong.
Het verhaal in de familie ging altijd dat hij fout was in de oorlog en werd gefusilleerd. Althans, dat zei mijn stiefvader. In onze familie zit overigens veel “stief”. Mijn ouders scheidden toen ik 6 was en ik woonde twee jaar bij mijn oma en opa van moeders kant. Na 2 jaar ging ik bij mijn moeder en bonusvader wonen. Mijn vader haalde me iedere twee weken op voor een weekend bij hem en zijn nieuwe gezin. Nu ik dit schrijf realiseer ik me ook weer dat ik door deze situatie mijn oma en opa van mijn vaders kant bijna niet zag. De verbinding werd zwak zou je kunnen zeggen. Nu vond ik “kleine oma” niet zo aardig, dus ik had er geen last van. Zo nu en dan zag ik ze bij mijn vader thuis.
Mijn vader noemde zijn stiefvader pa. Dus eigenlijk dacht ik ook altijd dat hij zijn pa was. Opa Kop bestond niet, voor mij was Stiefopa Mertens mijn opa. Over Opa Kop, die ook Antoon heette, net als mijn vader, werd nooit gesproken. Ik vroeg er niet naar want hij bestond immers niet. Tot dus mijn bonusvader, die heel toevallig (?) ook Mertens heet, mij toen ik eens naar mijn voorouders vroeg, vertelde dat die doodgeschoten was. Omdat hij “fout” geweest zou zijn. Tot voor kort kende ik de voornaam van mijn opa ‘Antoon’ niet.
De verbinding met mijn eigen vader was inmiddels ook zwak te noemen. Dus hem vroeg ik er nooit naar. Ik ervoer mijn vader als iemand die mijn aandacht claimde. Ik als dochter had de plicht regelmatig te bellen. “Leef je nog?”, zei hij als ik dan na 6 maanden belde. Erg uitnodigend was dat niet. Zo nu en dan ging ik langs maar opa ‘Antoon’ kwam niet ter sprake, hij bestond immers niet.
Tijdens een sessie met Myrna [ Voorouderheling] ontmoette ik opa. Ze vroeg mij over de vaderlijn. Omdat ik het altijd over de moederlijn heb.
Ik vertelde over mijn vader, dat hij zich niet gezien voelde en dat uitte in zijn gedrag naar mij. Ze vroeg me door wie hij niet gezien werd. En toen kwam opa in beeld, die geen bestaansrecht had. Die ook niet gezien werd.
Ik vertelde over wat mijn stiefvader aan mij verteld had. En dat mijn vader, die inmiddels ook overleden is, een jaar of 10 terug bij het graf of monument voor oorlogsslachtoffers in Duitsland is geweest. Hij vertelde dat hij was omgekomen door op een mijn te staan. Zo uit het leven gerukt.
Wat er vervolgens gebeurde, heel veilig begeleid door Myrna, was de ontmoeting met mijn opa. Over zijn sterven, over het sterven van mijn vader. Ik kon ze voelen. En ik hoorde voor het eerst mijn opa zijn voornaam ‘Antoon’. Ik kan nog veel meer uitweiden, maar het belangrijkste voor mij is dat er weer een verbintenis is. Die voelt als hersteld, geheeld.
Dankjewel Myrna, voor je begeleiding in dit proces. Dat zich voortzet in mijn kinderen. De achterkleinkinderen van opa Kop.
Geef een reactie